Gekwaak

Ooit oefende ik het nobele ambt van schoolmeester uit.

Het was nog in de periode dat aanspreekvormen als “Juf Ineke” of “Mees Peet” nog niet algemeen geaccepteerd waren en dus ook nog niet volop gebezigd werden door de Emmense schooljeugd. Wel waren volgens mij de eerste signalen van de kwalitatieve sleetsheid van het onderwijssysteem reeds zichtbaar in de gehanteerde didactische werkvormen en het niveau van onderwijs. Het spijt mehier te moeten erkennen dat ik daar indertijd ook een bijdrage aan leverde. Zo sloot ik me bijvoorbeeld destijds kritiekloos aan bij de opvatting dat wegedegen biologielessen zouden kunnen geven aan de hand van de methode “Biologiein Onderwerp en Opdracht”. De illustraties en teksten in dit boekje hadden onmiskenbaar esthetische en instructieve waarde, maar ik had die kinderennatuurlijk veel vaker mee naar buiten moeten nemen om daar proefondervindelijk kennis te nemen van bijvoorbeeld de onverwachte vliegkunsten van een op het eerste gezicht log diertje als de meikever, de ruwe bast van de acacia of desnoods de doornen van een braam. Alleen dan waren ze wellicht ontvankelijker geworden voor de wonderen der natuur. Ik liet dan allemaal na terwijl we de Emmerdennen bij wijze van spreken om de hoek van de school onder handbereik hadden. ‘Achteraf is het mooi wonen’ zei Theo Maassen eens, maar schandelijk blijft het wel.

Ik kan dat jammer genoeg allemaal niet meer goedmaken of terugdraaien, maar mijn aandeel in de toename van wat ecopsycholoog Peter Kahnals ‘environmental amnesia’ aanduidde is zonneklaar en die tekortkoming zit me in toenemende mate dwars. Wie alle details van het fenomeen van vervreemding van de natuur en geheugenverlies met betrekking tot natuur en milieu wil weten, raad ik de Thijs Kramer lezing aan zoals de gehouden werd op 21 maart 2014 door Agnes van de Berg. De verstrekkende gevolgen van deze specifieke vorm van amnesie worden met de dag zichtbaarder en komen ook tot uiting in menige tv-uitzending. In de “Rijdende Rechter” komen met enige regelmaat items aan bod waarin juridische conflicten zich centreren rond overlast door ritselende populieren en matineuze hanen die hun gekraai niet wensen te synchroniseren met slaapbehoeftigen die zich ’s morgensom negen uur nog in hun sponde bevinden.

Ik prijs mezelf gelukkig dat ik me nog kan verlustigen in de geuren, kleuren en klankrijkdom waarvan de natuur ons rijkelijk voorziet, mits we ons daartoe op de geëigende tijd en op de juiste plaatsen durven begeven. Ik zoek die geneugten hartstochtelijk op en zo gebeurde het recentelijk dat ik me behoedzaam voortbewoog langs de rand van een sloot die zich in de onmiddellijke nabijheid van een nieuwbouwwijkje bij ons dorp bevond. Behoedzaam inderdaad, want ik wilde geen eind maken aan het kostelijk gekwaak van tientallenopgewonden kikkers die daarmee opriepen tot het ongeremd vieren van het feest der paring. Toen ze zich eventjes inhielden, richtte ik me tot een kennelijke bewoner van wie ik vermoedde dat ook hij bewonderend aandacht schonk aan het fascinerende vraag- en antwoordspel van het kikkervolkje. “Prachtig hè, dat gekwaak” zo probeerde ik de conversatie met de fortuinlijke eigenaar vaneen optrekje zo mooi dicht bij een boerensloot op gang te krijgen. Of de man in kwestie aan me zag dat ik jarenlang biologielessen uit “Biologie in Onderwerpen Opdracht” had gegeven weet ik niet, maar hij reageerde met een vraag waarop ik het antwoord schuldig moest blijven: “Ja mooi, maar weet jij ook toevallig hoelang dat gekwaak nog duurt?”

 

Peter N.H. Riksma, Zandpol (22 juli 2021)